Grafieken tekenen

Voor het tekenen van grafieken van functies zijn de volgende stappen nodig.

Nadat een functie b.v.  f(x)=(sin(x))   is ingevoerd:

 
1) Klik op grafiek.

    Er verschijnt nu een nieuw venster waarin de gegevens

    voor de grafiek moeten worden ingevoerd.

2) Voer een ondergrens en een bovengrens in.

3) Voer het aantal stappen (punten) in.  Bij voorbeeld 40.

4) Klik op de checkbox rechts. Er verschijnt nu een nieuwe knop Tabel.

5) Klik op Tabel.  Als deze knop verdwijnt is de tabel voor de grafiek klaar.

6) De grafiek wordt automatisch getekend.
 
Op deze wijze kunnen
3 grafieken tegelijk worden getekend nl. voor de tabellen f,  g  en h.
 

Drie dimensionale grafieken.

 

 

 

f(x,y)=(sin(x)+sin(y)+z)  z=1

 

 

 

 

g(x,y)=(cos(x)-sin(y)+z)    z=1

Bovenstaande 2grafieken leveren m.b.v Query onderstaande grafiek., f(x,y) tegen g(x,y) op.

 

f(x,y) tegen g(x,y) in het x-y vlak.

Hiervoor dient men 3-Dim aan te vinken. Er verschijnen  nu een 3-D grafieken venster , een schuifbalk en 3 verstelbare getallenvensters (instelknoppen).

M.b.v. de schuifbalk kan de stand van het x-y vlak  t.o.v. de Z-As gevariëerd worden. M.b.v. de instelknoppen kan de Zoom resp. de Shift langs de 3 assen ingesteld worden. Wanneer op de grafiek geklikt wordt verschijnen de X, Y,

Z coördinaten boven in het grafiekenvenster. Hiervoor kan men het beste de grafiek tekenen met punten  i.p.v. met een doorgetrokken lijn (Zie Instellingen->3Dgrafieken). I.p.v. de tabelwaarden kunnen ook de grafische (pixel) coördinaten weergegeven worden. Dit is instelbaar via Instellingen->3Dgrafieken. Wanneer een formule beschikbaar is worden de coördinaten berekend. Dit gaat automatisch.

 Voorbeeld 3D grafiek: De bivariate normale verdelingen  : f(x,y)=((5000/pi)*exp(-5000*( (x-4)^2+(y-6)^2))) en  g(x,y)=((5000/pi)*exp(-5000*( (x-4.02)^2+(y-6)^2)))  leveren de volgende 3-dimensionale grafieken op voor x: 3.95 — 4.05 en  y: 5.95 — 6.05.
 

 

 

f(x,y)=((5000/pi)*exp(-5000*( (x-4)^2+(y-6)^2)))

g(x,y)=((5000/pi)*exp(-5000*( (x-4.02)^2+(y-6)^2)))

 Bovenstaande grafiek levert m.b.v Query onderstaande grafiek.  f(x,y) tegen g(x,y)

 

f(x,y) tegen g(x,y)

 

 f(x,y)=((5000/pi)*exp(-5000*( (x-4)^2+(y-6)^2))) (paars)

g(x,y)=((-5000/pi)*exp(-5000*( (x-4)^2+(y-6)^2))) (rood)

 

 Stralingscurve van Planck.

f(f,T)=((6.1677E-13*((f)^3))/( exp( (4.7979E2*(f))/(T))-1))

 f: (0.1-200) 400 stappen,  T: (2000-10000) 4 stappen

  

Grafieken in het complexe vlak.

Functies van een complexe variabele kan men tekenen  in het 3-Dim grafieken venster.

De complexe variabele moet men dan splitsen in een reëel deel en een imaginair deel.

B.v. f(z)= sin(z) : z=x+j*y  is complex, wordt alsvolgt ingevoerd:  f(x,y)=sin(x’y)  (Let op het accent  (x’y) aan de bovenkant).  Nu is f(x,y) een complexe functie van de 2  reële variabelen x en y,  waarbij x het reële deel voorstelt en y het imaginaire deel. Hierbij moet het variabelenvenster op “Var” ingesteld worden en dus niet op  Z”. Zie complexe getallen voor het invoeren van een complex getal. De waarde van  f(x,y) wordt als een complex getal opgeslagen. Óf de absolute waarde óf het argument van f(x,y) wordt uitgezet in het complexe vlak; dit is in te stellen onder “Instellingen à Algemeen”.

 

Parametrische vergelijkingen

1e methode

Met behulp van Structured Query Langage (SQL) kan men kolommen uit verschillende tabellen samenvoegen tot een nieuwe tabel. Onder de menu optie Tabellen->Query  kan men hiervoor een SQL opdrachtregel invoeren.

Voorbeeld: kombinatie van 2 parametrische vergelijkingen.

(hoeken instellen op radialen in het hoofdmenu onder Instellingen/Algemeen.)

 Voer in: f(t)=(t+2*sin(2*t))

                  g(t)=(t+2*cos(5*t))

 Met behulp van de standaard opdracht regel maakt men vervolgens een tabel van f(t) tegen g(t) door op de knop SQL START te klikken.

M.b.v. Naar 3DIM->Aan stuurt men de tabel naar het 3DIM grafieken venster.

 

Toepassing van SQL : Spiraal

f(t)=(sin(t))

g(t)=(cos(t))

h(t)=(2*t)

 
Aantal Stappen : 100 ;   t : -10    10 ;  Hoeken in radialen.

 

SQL Opdracht:

select f_nr, f_functie, g_functie, h_functie from f_tabel.dbf, g_tabel.dbf,  h_tabel.dbf where f_nr = g_nr and g_nr=h_nr;

2e methode

M.b.v. de menu optie Modellen kunnen grafieken getekend worden op grond van parametrische vergelijkingen.

Voorbeeld

Programma                           Startwaarden

t=t+dt                                    t=0

x=sin(2*(t))+0.5                   dt=0.1

y=1.3*cos(t)+0.5                 x=0.5

                                             y=1.8

Opm. hoeken instellen op radialen  in het hoofdmenu onder Instellingen/Algemeen.

 

Rekenen met matrices

Algemeen

Matrix gegevens kunnen alleen in het matrixvenster worden ingevoerd.      

Het matrix venster komt te voorschijn als op de knop matrix wordt geklikt. Deze knop zit naast de knop grafiek.

In het matrixvenster staat aangegeven hoe matrixgegevens  moeten  worden ingevoerd.

 Nadat een matrix is ingevoerd kunnen op de matrix bewerkingen worden uitgevoerd.

Bijvoorbeeld bewerkingen op een matrix A( ).

Deze bewerkingen moeten in een invoervenster worden ingevoerd.

 

Matrixbewerkingen

a) De inverse van matrix A( ): voer in: A( )^-1

b) De getransponeerde van matrix A( ) : voer in A( )^ Tr

c) Transformeren van een tridiagonaalmatrix A()  naar een diagonaalmatrix : voer in diag(A)

d) Transformeren van een symmetrische matrix A() naar een tridiagonaalmatrix volgens de methode

    van Householder: voer in tridiag(A).

 
Matrix berekeningen.

a) De som van de matrices A( ) en B( ) : voer in A( ) + B( ) =

b) Het verschil van de matrices A( ) en B( ) : voer in A( ) - B( ) =

c) Het product van matrix A( ) en matrix B( ) : voer in A( ) * B( ) =

d) De derde macht van matrix A( ) : voer in A( )^3

e) Een kombinatie van bewerkingen en berekeningen: b.v. A( ) ^-1+ B( ) * C( ) ^ 3=

 
Matrixfuncties

Bijvoorbeeld f(x, y)=( 2*A( )^-1 + B( )^3 ) , waarbij x en y twee variabelen zijn die voorkomen in A() en B().

Deze variabelen moeten tussen haakjes staan in dematrix.

 Opmerking: bij matrix berekeningen en matrix functies zijn ook rekenkundige haakjes toegestaan.

De volgorde van de bewerkingen (binnen de haakjes) is achtereenvolgens: machtsverheffen, vermenigvuldigen, optellen, aftrekken.

De determinant van een symmetrische matrix.

Met behulp van de volgende stappen kan de determinant bepaald worden.

1)       Typ de matrix in het matrixvenster.

2)       Selecteer de matrix en klik op een matrix symbool (b.v. op A( ) ).

3)       Typ in een invoervenster det(A)= .

 

Eigenwaarden en Eigenvectoren van een matrix.

De nauwkeurigheid van de methodes is instelbaar in het instellingen menu m.b.v. Iteraties.

a) eigwn(A)           : Berekent alle eigenwaarden  en eigenvectoren van een matrix A(). De methode wordt

  automatisch gekozen. Voor symmetrische matrices: QR Methode; voor niet-symmetrische

  matrices: Inverse Power Methode

b) eigwd(A)           : Berekent de dominante eigenwaarde van een matrix A() volgens de Power Methode.

c) eigwds(A)         : Berekent de dominante eigenwaarde van een symmetrische matrix A() volgens de

  Symmetrische  Power Methode met minder iteraties dan bij b).

d) eigwq(A, q)        : Berekent een benaderende eigenwaarde en eigenvector van een matrix A() in de buurt

  van het getal q volgens de Inverse Power Methode. Nogmaals deze bewerking uitvoeren

  met als q de gevonden  eigenwaarde levert een nauwkeurigere eigenwaarde op.

 
Opm.de maximale matrixgrootte in dit programma is een 9 maal  9 matrix.

 

Sommeren over functies

Bij het sommeren over een functie doorloopt de functie variabele

een reeks gehele getallen vanaf een beginwaarde t/m een eindwaarde.

 

Met behulp van de volgende opdrachten kan over een functie gesommeerd worden.

 

a) Voor een functie f(x) : typ in  somf(x:a,b)=

Hierin is a: ondergrens.

Hierin is b: bovengrens.

b) Voor een functie g(x) : typ in  somg(x:a,b)=

Hierin is a: ondergrens.

Hierin is b: bovengrens.

                        c) Voor een functie h(x) : typ in  somh(x:a,b)=

Hierin is a: ondergrens.

Hierin is b: bovengrens.

 

De bepaalde integraal van een functie

 Op twee manieren kan een ingevoerde functie geïntegreerd worden.
 

1)       Wanneer een tabel voor  een grafiek gemaakt wordt verschijnt

de waarde van de integraal automatisch in Uit1.      

2)       Door de volgende opdracht in te typen in een invoervenster:
 

a)       Voor een functie f(x) : typ in  intf(x:a,b)=

Hierin is a: ondergrens.

Hierin is b: bovengrens.

b)       Voor een functie g(x) : typ in  intg(x:a,b)=

Hierin is a: ondergrens.

Hierin is b: bovengrens.

                        c)  Voor een functie h(x) : typ in  inth(x:a,b)=

Hierin is a: ondergrens.

Hierin is b: bovengrens.

Meervoudige integralen.

Dubbel en tripel integralen kunnen zowel met vaste grenzen als met variabele grenzen ingevoerd worden.

.De volgorde van integreren wordt hierbij bepaald door de volgorde van de variabelen in het varvenster.

In onderstaande voorbeeeld is deze volgorde van boven naar beneden: y, x .(Zie ook het voorbeeld bij tripel integralen)

De volgorde van de variabelen in het grafiekvenster is niet van belang.

               

 

Voer in : f(x,y)=( (x) * (y)^2 )

 

Integratie grenzen: x van  2.1 – 2.5 ;    Ondergrens  2.1 ,  Bovengrens2.5.

                                  y van  1.2 – 1.4 ;   Ondergrens  1.2 ,  Bovengrens  1.4.

 

Aantal stappen voor x en y  is 4 .

Integratie methode instellen op Composite Simpson. (Zie Hoofdmenu : Instellingen)

 

Voorbeeld van een tripelintegraal

Integratie methode instellen opGauss. (Zie Hoofdmenu : Instellingen)

Hoeken instellen op radialen.   2*pi=  6.283185 

(Integraal van f(x,y,z) over een bolschil m.b.v. bolcoördinaten)

Aantal stappen voor x en y en z is 6.

Integratie grenzen: x van  1 – 2 ;    Ondergrens  1 ,  Bovengrens2

                                  y van  0 – pi ;   Ondergrens  0,  Bovengrens  pi.

                                    z van  0 -- 6.283185  ;   Ondergrens  0,  Bovengrens 2pi.

In het kladblok verschijnt:

intf( x :1.000000,2.000000; y :0.000000,3.141593; z :0.000000,6.283185)  15.685618700000 Termen: 216

 

Integreren met variabele grenzen.

In het invoervenster grafiek kunnen bij ondergrens en bovengrens ook variabele grenzen in formulevorm ingevuld worden. De volgorde van integreren wordt hierbij bepaald door de volgorde van de variabelen in het varvenster.

In onderstaande voorbeeeld is deze volgorde van boven naar beneden: z, y, x. Zie varvenster.

De volgorde van de variabelen in het grafiekvenster is niet van belang.

 

                              

                Varvenster

               

Voer in : f(x,y,z)=( 1/(y) * sin( (z) / (y) ) )

 

Integratie grenzen: x van  0 - p ;    Ondergrens  0 ,  Bovengrens (3.1415926 ). Let op de haakjes!                                                             

                                y van  0 – x ;   Ondergrens  0 ,  Bovengrens  (x) .

                                z van  0 – xy ;  Ondergrens  0 ,  Bovengrens  ((x)*(y)) .

 

                Grafiekvenster

 

 

 

 

 

 

Aantal stappen voor x, y en z  is 2.

Integratie methode instellen op Gauss.  (Zie Hoofdmenu : Instellingen)

Hoeken op Rad instellen.
 

Integreren van functies van complexe variabelen.

De integratiemethode is  hierbij standaard ingesteld op Composite Simpson.

z is complex.

Voorbeeld

f(z)=( (z)^2)

Ondergrens is : (0,0)

Bovengrens is : (1,1)

Aantal stappen is : 40

 

In het kladblok verschijnt:

intf( z :0.000000,1.000000) + j * intf( z :0.000000,1.000000)  (-0.666667, 0.666667) Termen: 82

Uitkomst is : (-0.666667, 0.666667)

 

f(z)=cos(z)

pi= (3.141593, 0.000000) 

Ondergrens is : (0, -3.141593)

Bovengrens is : (0,  3.141593)

Aantal stappen is : 40

 

In het kladblok verschijnt: 

intf( z :0.000000,0.000000) + j * intf( z :-3.141593,3.141593)  (0.000000, 23.097563) Termen: 42

Uitkomst is : (0.000000, 23.097563)

 

Complexe Contour Integratie.

De integratie van een functie van een complexe variabele z langs een contour z(t) in het complexe vlak.

De complexe variabele en de contour moeten in het instellingen menu ingevoerd worden.

Tevens moet de afgeleide z’ van z naar de parameter t in het venster dz in het instellingen menu ingevoerd worden.

De boven en ondergrens van de parameter t moeten in het grafiek venster ingesteld worden.

 

Voorbeeld:

f(z)=e^z /(z-2)

Voer in : f(z)=(exp(z)/(z-2))

In het kladblok verschijnt:

f(z)=(exp(z)/((z)-2)) (20.085537, 0.000000)    z= (1.0,1.0)

In het  instellingenmenu:

 Contour =  (p) + (r)*exp((j)*(t))    z’= j*(r)*exp((j)*(t))  (De contour is een circel om het punt p)

In het variabelen venster  (z) : p=(2,0)         r=(1,0)

In het grafiekvenster parameter t,: Ondergrens (0,0) , Bovengrens: (6.283185,0)

In het kladblok verschijnt:

intf( t :0.000000,6.283185) + j * intf( t :0.000000,0.000000)  (-0.000002, 46.426802) Termen: 42

Uitkomst is : (-0.000002, 46.426802)

Voorbeeld:

f(z)=(z-p)^m

 

Voer in: f(z)=((z-p)^m) ,  z= (1.0,1.0)    p= (2.0,0.0)   m= (5,0)

 

In het kladblok verschijnt:

f(z)=(((z)-(p))^(m)) (1.000000, 0.000000)   z= (1.0,1.0)    p= (2.0,0.0)   m= (5,0)

 

In het  instellingenmenu:

 Contour =  (p) + (r)*exp((j)*(t))    z’= j*(r)*exp((j)*(t))  (De contour is een circel om het punt p)

 

Integratiegrenzen voor de parameter t, in het grafiekvenster : Ondergrens (0,0) , Bovengrens: (6.283185, 0)

Met  r= (1.0,0.0)  en m=(5,0) in het variabelenvenster:

 

In het kladblok verschijnt:

intf( t :0.000000,6.283185) + j * intf( t :0.000000,0.000000)  (0.000004, 0.000001) Termen: 42

Uitkomst is : (0.000004, 0.000001)

met m=(-1,0)  :

In het kladblok verschijnt:

intf( t :0.000000,6.283185) + j * intf( t :0.000000,0.000000)  (0.000000, 6.283185) Termen: 42

Uitkomst is : (0.000000, 6.283185)

 

Differentiëren van functies

Opm.: Dit werkt alleen met de functiesymbolen f, g, h en met niet geïndiceerde variabelen.

Met behulp van de volgende opdracht kan een functie b.v. f(x) gedifferentieerd worden.

a)       Bepaling van de eerste afgeleide functie van f(x).

       Typ in een invoervenster: g(x)=(difxf(x))

                       Lees dit als “Differentieer (dif)  naar x (x) de functie f(x)”.

b)       Bepaling van de tweede afgeleide functie van f(x).

       Typ in een invoervenster: h(x)=(difxxf(x)

 Lees dit als “Differentieer (dif)  tweemaal naar x (xx) de functie f(x)”.

 

Opm. de stapgrootte h voor het differentiëren is instelbaar.

 

Nu kunnen tegelijkertijd f(x), g(x) en h(x) getekend worden, nadat van f(x), g(x) en h(x) eerst

een tabel gemaakt is. De tabelinstellingen moeten hierbij voor de drie functies hetzelfde zijn.

  

Curve fitting

Onder het var(iabelen) menu zit het invoervenster voor curve fitting.

Curve fitting bepaalt van  een reeks getallenparen de bijbehorende  polynoom functie.

Met behulp van curve fitting kan ook geïnterpoleerd en geëxtrapoleerd worden.

 

De volgende stappen zijn noodzakelijk.

1)       Maak een tabel met de meetpunten.Dit kan op twee manieren.

 

a)       Op een diskette (a:drive).

 Dit bestand moet  het volgende formaat hebben:

Typ op de eerste regel:     x           y

                               Zet vervolgens onder x de x-waarden en onder y de y-waarden

gescheiden door spaties.

b)       Met behulp van de tabellen f, g of h .

       Deze tabellen zijn te vinden in het hoofdmenu onder de knop tabellen.

       Vul vervolgens zo´n tabel in.

               

2)     Klik het aantal konstanten aan (C0, C1, C2 etc.) waarmee de polynoom gevormd moet worden.

3)       Klik op de knop start.

 

Opm. de polynoom functie verschijnt in invoervenster1.

 

Niet lineaire vergelijkingen met èèn onbekende.

De functie solve( ) lost een niet lineaire vergelijking op volgens de Muller-methode.

Voorbeeld:   (x)^3 - 2*(x)^2 - 5 = 0

Voer in : f(x)=( (x)^3-2*(x)^2-5)

Opm.: Dit werkt alleen met de functiesymbolen f, g, h en met niet geïndiceerde variabelen.

(Zoek een benadering van het nulpunt in de buurt van het punt x=2.0)

Voer in: solve(f, 2.0) = .

Of maak eerst een grafiek van de functie f(x)=( (x)^3-2*(x)^2-5) en klik een punt in de buurt van f(x)=0 aan.

Druk vervolgens op de knop Y=0 .

In het kladblok verschijnt:

 

Iteraties Muller-methode: 5

Nulpunt benadering:

solve(f, 2)=  2.690647    x= 2.690647   

x= 2.690647  is de voorlaatste benadering.

 

Niet lineaire vergelijkingen met een complexe oplossing.

De functie f(x)=( 16*(x)^4-40*(x)^3+5*(x)^2+20*(x)+6)  =0 heeft twee reële en een complexe oplossing.

Voer in: f(x)=( 16*(x)^4-40*(x)^3+5*(x)^2+20*(x)+6)

Opm.: Dit werkt alleen met de functiesymbolen f, g, h en met niet geïndiceerde variabelen.

 

Vervolgens: solve(f, 2) = .

In het kladblok verschijnt:

 

Iteraties Muller-methode: 4

Nulpunt benadering:

solve(f, 2)=  1.970446    x= 1.970446   

 

Voer in: solve(f, 1) = .

In het kladblok verschijnt:

 

Iteraties Muller-methode: 5

Nulpunt benadering:

solve(f, 1)=  1.241677    x= 1.241678 

 

Voer in: solve(f, 0) = .

In het kladblok verschijnt:

 

Deze benadering levert geen reële oplossing op.

Klik op z en voer de functie als een complexe functie in,

voor een complexe oplossing.

 De complexe functie levert  de volgende oplossing op:

 Iteraties Muller-methode: 7

Benaderende oplossing:

solve(f, 0)= (-0.356062, 0.162759)    x= (-0.356061, 0.162758) 

  

Stelsel niet lineaire vergelijkingen

Er zijn twee manieren om een oplossing te vinden .

Methode 1 zoekt eerst een benaderende oplossing .

 

Methode 1:

Selecteer met de muis  het voorbeeld in het vectorvenster.

Klik vervolgens op S.

Hoeken instellen opRad in het Instellingenmenu.

In het kladblok verschijnt:

 Functies stelsel

Vx=(3*(x)-cos((y)*(z))-0.5)

Vy=((x)^2-81*((y)+0.1)^2+sin(z)+1.06)

Vz=(exp(-(x)*(y))+20*(z)+(10*pi-3)/3)

 

f1(x,y,z)=(difxg(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difyg(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difzg(x,y,z))

 *  *  *  *  *  *

Iteraties SteepDescent-methode: 3

Benaderende oplossing.

x = 1.122011e-02

y = 1.009712e-02

z = -5.228119e-01

  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *

 

  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *

 

  *  *

Iteraties Newton-methode: 5

x = 5.000000e-01

y = 4.339851e-10

z = -5.235988e-01

 

Methode 2:

Selecteer met de muis  het voorbeeld in het vectorvenster en klik een vector symbool aan, b.v.V1().

Met behulp van de functie  solven(....)  kan een benaderende oplossing opgegeven worden.

B.v.: solven(V1(1,1,1))=

Hoeken instellen opRad in het Instellingenmenu.

In het kladblok verschijnt:

 Vector V1

Vx=(3*(x)-cos((y)*(z))-0.5)

Vy=((x)^2-81*((y)+0.1)^2+sin(z)+1.06)

Vz=(exp(-(x)*(y))+20*(z)+(10*pi-3)/3)

 

f1(x,y,z)=(difxf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difyf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difzf(x,y,z))

 *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *

 

  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *  *

Iteraties Newton-methode: 5

x = 5.000000e-01

y = 4.507480e-10

z = -5.235988e-01

solven(V1(1,1,1))=  0.000000    x= 0.500000    y= 0.000000    z= -0.523599    N= 1.0    h= 1.0

Stelsel lineaire vergelijkingen

In het matrixvenster staat aangegeven hoe een stelsel lineaire vergelijkingen moet worden ingevoerd.

Het aantal onbekenden is maximaal 6.

Door op de knop ” stelsel “ te klikken wordt het stelsel opgelost.

De oplossing verschijnt onderaan in het matrixvenster.

  

Differentiaalvergelijkingen

Beginwaarde problemen (Initial value probems).

 

Methode van Euler.

Voorbeeld:

 Typ in f(x)=(y-x^2+1)  vervolgens euler(f(y0:0.5))=.

f(x)=(y-x^2+1)  is identiek met dy/dx=y-x^2+1 .

d? geeft aan dat  in het grafiekvenster  een variabele met begin en eindwaarden moet worden ingevoerd.

In dit geval is deze variabele x.  Als begin waarde van x kiezen we 0 en als eindwaarde 2.Voor het aantal stappen kiezen we 10.

De beginwaarde van de oplossing  is : y0=0. 5. In tabel h verschijnen de volgende waarden voor y en x.

 

0.5                0

0.8                0.2

1. 092    0.4

1.36            0.6

1.588         0.8

1.76        1.0

1.86            1.2

1.872         1.4

1.78            1.6

1.568         1.8

1.22        2.0

 

Runge-Kutta methode. (RK4)

Voorbeeld:

Typ in f(x)=(y-x^2+1)  en vervolgens rungek(f(y0:0.5))=  .

Verder kiezen we dezelfde instellingen als bij de methode van Euler.

 

Runge-Kutta-Fehlberg methode (RK45-methode).

Voorbeeld:

Typ in f(x)=(y-x^2+1)  en vervolgens rungekf(f(y0:0.5))=.

Verder kiezen we dezelfde instellingen als bij de methode van Euler.

 

Stelsel Differentiaalvergelijkingen

De hierbij gebruikte methode is: Runge-Kutta methode (RK4)  of (RKF) zonder variabele stapgrootte.

De algemene opdracht voor de RK-methode luidt: rungeks(f1,f2,...,fn(Y1:...,Y2:...,....,Yn:...))=

Of  voor de RkF-methode: rungekfs(f1,f2,...,fn(Y1:...,Y2:...,.....,Yn:...))=

De instellingen voor de RKF-methode vinden plaats onder de menu optie differentiaalvergelijkingen onder instellingen op het hoofdmenu.

Voorbeeld 1

Een stelsel van twee differentiaalvergelijkingen,  n=2.

Typ in

f1(t,Y1,Y2)=(-4*(Y1)+3*(Y2)+6)

f2(t,Y1,Y2)=(-2.4*(Y1)+1.6*(Y2)+3.6)

De beginwaarden zijn voor Y1: 0 en voor Y2:0.

en vervolgens rungeks(f1,f2(Y1: 0,Y2:0)=

 

De integratie variabele is t. Als begin waarde van t kiezen we 0 en als eindwaarde 0.5.

Voor het aantal stappen kiezen we 5.

Tabel letter is instelbaar. (Zie Instellingen->Oplossingstabel Differentiaalvergelijkingen)

In tabellen verschijnen de waarden voor Y1 en Y2. Onder Functie staat Y1 en onder Y staat Y2.

In het grafiekvenster verschijnen de grafieken.

 

Voorbeeld 2

n=2.

Typ in

f1(x,Y1,Y2)=(-2*(Y1)+ (Y2)+2*sin(x))

f2(x,Y1,Y2)=((Y1)-2*(Y2)+2*(cos(x)-sin(x)))

en vervolgens rungeks(f1,f2(Y1:2,Y2:3)=

De beginwaarden zijn voor Y1:2 en voor Y2:3.

 

De integratie variabele is x. Als begin waarde van x kiezen we 0 en als eindwaarde 10.

Voor het aantal stappen kiezen we 60. Hoek x in radialen instellen.

In het grafiekvenster verschijnt de volgende oplossing voor Y1 en Y2.

 

  

Butcher Matrix

Expliciete methodes m.b.v. Butcher coefficienten

Onder InstellingenàDifferentiaalvergelijkingenàButcher Matrix  kan men voor een expliciete Runge-Kutta methode de Butcher coefficienten invullen.

De bijbehorende opdrachtregel luidt: rksbutcher(f1,f2,...,fn(Y1:...,Y2:...,....,Yn:...))=

De instellingen gebeuren op dezelfde wijze als voor de hier boven beschreven RK-methodes.

M.b.v. de knoppen f, g, h  onder grafiekinstellingen kan men de tabel kiezen voor het opslaan van de oplossing.
 

Berekeningen met Vectoren

Invoer van vectoren. (zie vectorvenster)

Nadat een vector is ingevoerd kunnen op de vector bewerkingen worden uitgevoerd.

Bijvoorbeeld bewerkingen op een vector V1()

Deze bewerkingen moeten in een invoervenster worden ingevoerd.

 

Vector berekeningen.

a) De som van de vectoren V1 en V2: voer in V1() + V2()=

b) Het verschil van de vectoren V1 en V2: voer in V1() -V2()=

c) Het inproduct van de vectoren V1 en V2: voer in V1() . V2()=

d) Het uitproduct van de vectoren V1 en V2: voer in V1() * V2()=

e) De Jacobiaan van een stelsel vergelijkingen : voer in jac(V1())=

 

Opm. Bij berekeningen met vectoren zijn ook rekenkundige haakjes toegestaan.

De volgorde van de bewerkingen (binnen de haakjes) is achtereenvolgens: machtsverheffen, uitproduct, inproduct, optellen, aftrekken.

 Vectoren met variabelen kunnen ook als functie worden ingevoerd.

B.v. Vector V1() bevat:

 
Vx=(3*(x)-cos((y)*(z))-0.5)

Vy=((x)^2-81*((y)+0.1)^2+sin(z)+1.06)

Vz=(exp(-(x)*(y))+20*(z)+(10*pi-3)/3)

 
Voer in :  f(x,y,z)=(V1(x,y,z)), vervolgens kunnnen m.b.v. f(.., .., ..)=  voor elke waarde  van x,  resp y en z de vectorcomponenten worden uitgerekend.

 
Voorbeeld Jacobiaan matrix:

Bereken de Jacobiaan van het voorbeeld stelsel in het vectorvenster in het punt  x=1, y=1, z=1.

Voer eerst in het variabelen venster de coordinaten x=1, y=1, z=1 in.

Selecteer in het vector venster het voorbeeld stelsel vergelijkingen en klik op V1.

Voer vervolgens in jac(V1()) =   of  jac(V1(1,1,1)) =  

Hoeken instellen opRad in het Instellingenmenu.

In het kladblok verschijnt:

 

Vector V1

Vx=(3*(x)-cos((y)*(z))-0.5)

Vy=((x)^2-81*((y)+0.1)^2+sin(z)+1.06)

Vz=(exp(-(x)*(y))+20*(z)+(10*pi-3)/3)

f1(x,y,z)=(difxf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difyf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difzf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difxf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difyf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difzf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difxf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difyf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difzf(x,y,z))

Jac(V1())=  Matrix U    x= 1.000000    y= 1.000000    z= 1.000000    N= 1.0    h= 1.0

 

Matrix U (Uitvoer)

(3 ,  0.816573 ,  0.816573 )

(2 ,  -178.2 ,  0.524316 )

(-0.354069 ,  -0.354069 ,  20 )

 

Vectorvelden

a) Divergentie van een vectorveld in een punt x, y ,z   : voer in div(V1())=

b) Rotatie van een vectorveld in een punt x, y, z                           : voer in rot(V1())=

c) Gradient van een functie f  in een punt x, y, z                          : voer in grad(f(x,y,z))=

 

Berekening van een gradient.

Opm.: Dit werkt alleen met de functiesymbolen f, g, h en met niet geïndiceerde variabelen.

Voer in:

f(x,y,z)=(3*(x)-cos((y)*(z))-0.5)

Hoeken instellen opRad in het Instellingenmenu.

 Vervolgens: grad(f(1,2,3))= 

In het kladblok verschijnt:

 f1(x,y,z)=(difxf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difyf(x,y,z))

f1(x,y,z)=(difzf(x,y,z))

grad(f(1,2,3))=  Matrix U    x= 1.000000    y= 2.000000    z= 3.000000    h= 1.

Matrix U (Uitvoer)

(3 )

(-0.065587 )

(-0.374006 )

 

Berekeningen met Complexe getallen

 

In het venster (z) voor complexe variabelen   in de vorm (a, b).

 

Standaardfuncties met complexe getallen.

arg(z)

imag(z)

real(z)

abs(z)

sin(z)

sinh(z)

asin(z)

cos(z)

cosh(z)

acos(z)

tan(z)

tanh(z)

atan(z)

exp(z)

log(z)

ln(z)

sqrt(z)
 
 

Standaard Formules
 

Algemeen

abs(x)

pi

sqrt(x)

(n)!

(n,m)! = n! / m(n-m)!

Trigonometrische Formules

Voor alle hoeken geldt: x in radialen of in graden (Zie Instellingen in het hoofdmenu)

sin(x)

asin(x)

sinh(x)

asinh(x)

cos(x)

acos(x)

cosh(x)

acosh(x)

tan(x)

atan(x)

tanh(x)

atanh(x)

Sa(x)  :  Sa(x)=sin(x)/x

 Exponentiele en logaritmische Formules

exp(x)

log(x)

ln(x)
 

Integraal Functies

Een voorbeeld van een integraal functie is Si(x).

Si(x) is de integraal van 0 t/m x van de functie sin(x)/(x).

Sa(x)=(sin(x)/(x)) is de zogenaamde sample functie. Om onderstaande grafiek te verkrijgen moet men invoeren : f(x,y)=(int(Sa(x))), samen met de onderstaande instellingen. Hoeken instellen op radialen. Si(x) convergeert naar ± п/2.

 

Grafiek venster:

Variabele               Stappen Ondergrens                          Bovengrens

x                              40                           0                                             (y) 

y                             40                           -12                                          12

 

Opm. : In het varvenster moet x boven y staan ; x is de hulp variabele, x loopt telkens van 0 t/m y.

 

Fourier Integraal


f(x,y)=(int(rect(x)*exp((x)*(y)*-j)))

Deze functie berekent de Fourier integraal van de rechthoekige puls rect(x) met amplitude 1.

 Instellingen in het Grafiek venster:

Variabele               Stappen Ondergrens                          Bovengrens

x                              20                           0                                             1 

y                             40                           -20                                          20

 

Opm. : In het varvenster moet x boven y staan ; x is de hulp variabele, x loopt telkens van 0 t/m y.  In het diagram is de absolute waarde van de complexe uitkomst f(x,y)  weergegeven.

 
In onderstaande diagram  is de analoge oplossing ( g(y)=(Sa(y/2)), hoeken in radialen ) van de Fourier integraal van rect(x) uitgezet samen met de numerieke oplossing f(x,y).

Paars: f(x,y).

Rood : g(y)

  

Periodieke Functies (Blokgolf en Zaagtand)

Onder Instellingen->Periodieke functies kan men voor een blokgolf  rect(x)  en een zaagtand  tri(x)  m.b.v. T1 en T2 de pulsduur instellen. Shift verschuift het beginpunt van de grafiek t.o.v. de oorsprong.

 
Voorbeeld

f(x)=(2*rect(x)-1)  (Blokgolf)

g(x)=(difxf(x))  (Afgeleide van de blokgolf)

Onder functies fgh ziet men de onderliggende formule voor de afgeleide.

g(x)=((f(((x)-2*(h)))+$(((x)+2*(h)))-8*f(((x)-(h)))+$(((x)+(h)))+8*f(((x)+(h)))+$(((x)-(h)))-f(((x)+2*(h)))+$(((x)-2*(h))))/(12*(h)))

 

Grafiekvenster

x: -4.0 – 5.0

Stappen: 400

 Variabelenvenster

h=0.05
 

Instellingen->Periodieke functies

T1=1.0

T2=1.0

Shift=-4.0

 

 

 

Grafiekvenster

x: -4.0 – 5.0

Stappen: 4000

 

Variabelenvenster

h=0.005

Instellingen->Periodieke functies

T1=1.0

T2=1.0

Shift=-4.0

 

Primitiveren:

Voorbeeld 1

De primitieve van sin(x) is -cos(x) + Constante

Met behulp van de opdrachtregel f(x,y)=(int(sin(y))), waarbij y de hulp variabele is kan men van sin(x) de Grafiek en Tabel van de Primitieve van sin(x) berekenen.

 Rood :  g(x)=(sin(x))

Paars :  f(x,y)=(int(sin(y)))

 Opm. In het Varvenster  moet de hulpvariabele y boven de variabele x staan.

 
                Stappen Ondergrens          Bovengrens

x :            40                           -pi                           +pi

y :           40                           -1.570796               (x)

 

Voorbeeld 2

De Primitieve van f(x)=(2*(x)) voert men als volgt in:

f(x,y)=(int(2*(y)),. y is de hulpvariabele.

 Opm. In het Varvenster  moet de hulpvariabele y boven de variabele x staan.

 Grafiekvenster :

                Stappen Ondergrens          Bovengrens

y :           40                           0                             (x)

x :            40                           -5.0                         +5.0